Jenks bleek een redelijk goede instructeur te zijn, die zijn aanwijzingen enthousiast door het raampje schreeuwde terwijl ik net zo lang vanuit stilstand oefende totdat ik het schakelen onder de knie had. Mijn zelfvertrouwen verdween echter als sneeuw voor de zon toen ik Kalamacks oprijlaan opreed en vaart minderde bij het portiersgebouw. Het was een laag gebouw, ongeveer zo groot als een kleine gevangenis. Smaakvolle beplanting en lage muren verborgen het beveiligingssysteem dat het iedereen onmogelijk maakte er omheen te rijden.

'En hoe had je gedacht daar langs te komen?' vroeg Jenks, die zijn plekje boven op de zonneklep weer had ingenomen.

'Geen probleem,' zei ik, koortsachtig nadenkend. Terwijl ik visioenen had van Francis in de kofferbak, glimlachte ik zo lief mogelijk naar de bewaker en bracht de auto vlak voor de witte paal die dwars over het wegdek hing tot stilstand. De amulet naast het horloge van de bewaker bleef keurig groen. Het was een bezweringscontrole, veel goedkoper dan de brillen met houten monturen waarmee je door bezweringen heen kon kijken. Ik had de hoeveelheid magie in mijn vermommingsbezwering onder het niveau van de meeste cosmetische amuletten gehouden. Zolang zijn amulet groen bleef, zou hij aannemen dat ik hooguit een standaard make-upbezwering droeg, en geen vermomming.

'Ik ben Francine,' zei ik in een opwelling. Ik sprak met een hoog stemmetje en glimlachte hersenloos, alsof ik de hele nacht aan het Hellevuur had gezeten. 'Ik heb een afspraak met meneer Kalamack.' Ik deed mijn uiterste best over te komen als een leeghoofdje en draaide een lok haar om mijn vinger. Ik was vandaag een brunette, maar dacht dat het toch wel zou werken. 'Ben ik te laat?' vroeg ik, mijn vinger lostrekkend uit de klit die ik per ongeluk in mijn haar had gedraaid. 'Ik had niet verwacht dat ik er zo lang over zou doen om hier te komen. Hij woont wel erg afgelegen!'

De bewaker was niet onder de indruk. Misschien was ik het verleerd. Misschien had ik nog een knoopje van mijn blouse open moeten laten. Misschien viel hij op mannen. Hij keek op zijn klembord en vervolgens naar mij.

'Ik ben van de I.S.,' zei ik, op een toontje dat het midden hield tussen geprikkeldheid en verwende ergernis. 'Wilt u mijn legitimatie zien?' Ik zocht in mijn tas naar mijn niet-bestaande pasje.

'Uw naam staat niet op de lijst, mevrouw,' zei de man met een uitgestreken gezicht.

Ik liet me zuchtend naar achteren vallen. 'Heeft die vent van de administratie me nu weer als Francis doorgegeven? Ik doe hem nog eens wat!' riep ik uit, terwijl ik met een slap vuistje op het stuur sloeg. 'Dat doet hij nu altijd sinds ik een keer heb geweigerd met hem uit te gaan. Dat geloof je toch niet! Hij had niet eens een auto! Hij wilde me met de bus mee naar de bios nemen. Ja, dahaag!' kreunde ik. 'Zie je mij al in een bus?'

'Ogenblikje, mevrouw.' Hij pakte een telefoon en begon te praten. Ik probeerde mijn stompzinnige glimlachje op mijn gezicht te houden en deed een schietgebedje. De bewaker stond onbewust instemmend te knikken. Toch was zijn gezicht nog behoorlijk uitdrukkingsloos toen hij zich weer naar mij omdraaide.

'U volgt de oprit,' zei hij en ik moest mezelf dwingen rustig door te ademen. 'Het is het derde gebouw aan uw rechterhand. Bezoekers kunnen vlak voor de ingang parkeren.'

'Dank u,' zong ik vrolijk, en de wagen schoot naar voren toen de witte balk omhoogging. In mijn binnenspiegel zag ik de bewaker weer naar binnen gaan. 'Makkie,' mompelde ik.

'Hier weer wegkomen zou wel eens lastiger kunnen zijn,' merkte Jenks droogjes op.

De oprit volgen betekende een rit van bijna vijf kilometer dwars door een spookachtig bos. Mijn stemming raakte een stuk ingetogener toen ik tussen de dicht op elkaar staande zwijgende woudreuzen door reed. Ondanks het overweldigende gevoel van ouderdom dat het bos wekte, begon ik toch het gevoel te krijgen dat alles was aangelegd, tot aan de verrassingen toe, zoals de waterval die ik zag toen ik een bocht om kwam. Toch een beetje teleurgesteld vervolgde ik mijn weg tot het kunstmatige woud dunner werd en overging in glooiend grasland. Daar voegde een tweede weg, die veel drukker was, zich bij de mijne. Kennelijk was ik via de achteringang binnengekomen. Ik volgde het verkeer en nam de afslag PARKEREN BEZOEKERS. Na een laatste bocht in de weg, zag ik Kalamacks landgoed.

Het reusachtige fort van een gebouw was een eigenaardige combinatie van modern functioneel en traditioneel elegant, met glazen deuren en stenen engeltjes op de regenpijpen. De grijze stenen waaruit het was opgetrokken werden verzacht door oude bomen en fleurige bloemperken. Er waren verschillende lage bijgebouwen, maar het hoofdgebouw was drie verdiepingen hoog. Ik parkeerde de wagen op een van de plekken die voor bezoekers waren gereserveerd. Vergeleken bij het gestroomlijnde voertuig naast het mijne leek Francis' auto nog het meest op zo'n speelgoedautootje dat je in een doos cornflakes kunt aantreffen.

Ik gooide Francis' sleutelbos in mijn tas en keek naar de tuinman die druk in de weer was met de struiken die om de parkeerplaats stonden. 'Wil je nog steeds alleen verder?' fluisterde ik, terwijl ik in de binnenspiegel keek en zorgvuldig de klit uit elkaar plukte die ik in mijn haar had gedraaid. 'Wat er bij de ingang gebeurde beviel me helemaal niet.'

Jenks sprong op de versnellingspook en nam met zijn handen op zijn heupen zijn Peter Pan-houding aan. 'Duurt dat interview de gebruikelijke veertig minuten?' vroeg hij. 'Ik ben binnen twintig minuten klaar. Als ik niet terug ben wanneer jij klaar bent, wacht dan ongeveer anderhalve kilometer voor het portiersgebouw op me, dan zie ik je daar wel.'

'Goed,' zei ik, terwijl ik het koord van mijn tas aantrok. De tuinman droeg schoenen, geen laarzen, en ze waren schoon. Wat voor tuinman draagt er nu schone schoenen? 'Maar kijk goed uit,' zei ik, met een knikje naar het kleine mannetje. 'Ik vertrouw het niet helemaal.'

Jenks grinnikte. 'De dag dat ik een tuinman niet kan ontwijken is de dag dat ik bakker word.'

'Nou, duim maar voor me.' Ik zette het raam op een kiertje voor Jenks en stapte uit. Met kittig klikkende hakken liep ik naar de achterkant van Francis' auto. Zoals Jenks al had gezegd, was een van de achterlichten kapot en verder zat er ook nog een lelijke deuk in. Met een licht schuldgevoel draaide ik me om. Ik haalde een keer diep adem en liep de stenen trap op naar de grote openslaande deuren.

Bij mijn nadering stapte er opeens een man uit een nis tevoorschijn en ik bleef geschrokken staan. Hij was zo lang dat ik twee keer moest kijken om hem helemaal te kunnen zien. En mager was hij ook. Hij deed me denken aan een Europese vluchteling van voor de Ommekeer: keurig, fatsoenlijk en verwaand. De man had zelfs een haviksneus en een permanente frons die op zijn licht gerimpelde gezicht gemetseld leek. Hij had enigszins grijzende slapen, maar verder was zijn haar ravenzwart. Zijn onopvallende grijze pantalon en witte overhemd zaten hem als gegoten en ik trok mijn kraagje recht. 'Juffrouw Francine Percy?' zei hij, zijn glimlach neutraal en zijn stem ietwat sarcastisch.

'Ja, hallo,' zei ik, terwijl ik de man een opzettelijk slap handje gaf. Ik kon hem bijna zien verstijven van afkeer. 'Ik heb om twaalf uur een afspraak met meneer Kalamack.'

'Ik ben meneer Kalamacks publiciteitsadviseur, Jonathan,' zei de man. Afgezien van een uiterst zorgvuldige uitspraak, had hij geen accent. 'Als u mij wilt volgen? Meneer Kalamack zal u in zijn privékantoor ontvangen.' Hij knipperde met zijn ogen en ik zag dat ze traanden. Dat kon wel eens van mijn parfum zijn. Misschien had ik wat te veel opgespoten, maar ik had nu eenmaal geen zin om Ivy's instincten te prikkelen.

Jonathan hield de deur voor me open en gebaarde dat ik voor moest gaan. Toen ik naar binnen stapte, merkte ik tot mijn verrassing dat het gebouw binnen lichter was dan buiten. Ik had een privéwoning verwacht en dat was dit niet. De ingang zag eruit als het hoofdkantoor van elk Fortune-twenty-bedrijf, met het vertrouwde glas en marmer. Witte pilaren ondersteunden het hoge plafond. Voor de twee identieke trappen die naar de eerste en tweede verdieping voerden, stond een indrukwekkend mahoniehouten bureau. Van alle kanten stroomde licht naar binnen. Of het werd via het dak naar binnen gesluisd, óf Trent was kapitalen kwijt aan natuurlijk-lichtlampen. Een zacht, gemarmerd groen tapijt dempte elke echo. Er klonk een geroezemoes van gedempte gesprekken en een gestage, maar rustige, stroom mensen die aan het werk was.

'Deze kant, miss Percy,' zei mijn begeleider zachtjes.

Ik rukte mijn blik los van de manshoge potten met citrusbomen en volgde Jonathans afgemeten tred langs het grote bureau en door een aantal gangen. Naarmate wij vorderden, werden de plafonds lager, de verlichting donkerder en de kleuren en gebruikte materialen luxueuzer. Bijna ongemerkt was daar opeens het rustgevende geluid van stromend water. Na de grote hal bij de ingang waren we niemand meer tegengekomen en ik voelde me niet erg op mijn gemak.

Kennelijk hadden we het openbare gedeelte achter ons gelaten en bereikten we nu de privévertrekken. Wat, vroeg ik me af, was hier aan de hand? De adrenaline stroomde door mijn lijf toen Jonathan bleef staan en zijn vinger tegen zijn oor drukte.

'Neemt u mij niet kwalijk,' mompelde hij, terwijl hij een paar stappen bij mij vandaan deed. Toen hij zijn hand naar zijn oor bracht zag ik dat er een microfoontje aan zijn horlogebandje was bevestigd. Hij keerde mij de rug toe om te voorkomen dat ik zijn lippen kon lezen, en ik spitste verontrust mijn oren om te kunnen verstaan wat hij zei.

'Ja, Sa'han,' fluisterde hij op respectvolle toon.

Ik wachtte en hield mijn adem in om hem beter te kunnen horen.

'Met mij,' zei hij. 'Ik had gehoord dat het u interesseerde, dus ben ik zo vrij geweest haar naar uw privévertrekken te begeleiden.' Jonathan schuifelde nerveus heen en weer. Hij wierp mij een lange, zijdelingse blik vol ongeloof toe. 'Zij?'

Ik wist niet of ik dit als een compliment moest opvatten of als belediging en deed net of ik druk bezig was met het rechttrekken van de achterkant van mijn panty en het loshalen van een lokje haar uit mijn knot om het naast mijn oorring te laten bungelen. Ik vroeg me af of iemand een kijkje in de kofferbak had genomen. Mijn polsslag versnelde aanmerkelijk toen ik me realiseerde hoe snel ik me hier totaal in de nesten kon hebben gewerkt.

Zijn ogen werden groot. 'Sa'han,' zei hij op dringende toon, 'neemt u mij alstublieft niet kwalijk. De bewaker zei -' Zijn stem stierf weg en ik zag hem verstijven onder het in ontvangst nemen van een uitbrander. 'Ja, Sa'han,' zei hij, zijn hoofd buigend in een onbewust vertoon van onderdanigheid. 'Uw hoofdkantoor.'

De lange man leek zich te vermannen toen hij zich weer naar mij omdraaide. Ik wierp hem een oogverblindende glimlach toe. Er lag geen enkele uitdrukking in zijn blauwe ogen en hij staarde me aan alsof ik een puppy was die een cadeautje had achtergelaten op de nieuwe vloerbedekking. 'Als u zo vriendelijk wilt zijn om weer terug te lopen?'

Me eerder een gevangene voelend dan een gast, volgde ik Jonathans subtiele aanwijzingen op en liep ik terug naar de voorkant van het gebouw. Ik liep voorop. Hij bleef achter me. Dit beviel mij helemaal niet. Het hielp ook al niet erg dat ik me naast hem zo klein voelde en dat mijn voetstappen de enige waren die ik kon horen. Langzaam maakten de zachte kleuren en materialen weer plaats voor de bedrijfstinten en de drukte van de werkvloer.

Terwijl hij voortdurend drie stappen achter mij bleef, leidde Jonathan mij door een korte zijgang van de foyer. Aan beide zijden van de gang bevonden zich deuren van mat glas. Achter de meeste openstaande deuren zaten mensen te werken, maar Jonathan bracht mij naar de allerlaatste deur. Deze was van hout en hij leek even te aarzelen alvorens zijn hand uit te steken en hem voor me te openen. 'Als u hier even wilt wachten,' zei hij, met een dreigende klank in zijn stem. 'Meneer Kalamack zal u zo ontvangen. Mocht u iets nodig hebben, ik ben bij zijn secretaresse.'

Hij wees naar een verdacht leeg bureau dat in een hoekje stond. Ik dacht aan juffrouw Yolin Bates, die drie dagen geleden zo dood als een pier in de I.S.-cel had gelegen. Ik glimlachte geforceerd. 'Dank je, Jon,' zei ik opgewekt, 'voor al je goede zorgen.'

'Mijn naam is Jonathan.' Hij trok de deur stevig achter mij dicht. Ik hoorde geen slot dichtvallen.

Ik draaide me om en liet mijn blik door Kalamacks kantoor dwalen. Het zag er allemaal heel gewoon uit - op een akelig kostbare directeurenmanier. In de muur naast het bureau zat een enorme hoeveelheid elektronische apparatuur ingebouwd, met zoveel knopjes en hendeltjes dat een opnamestudio zich er niet voor zou hoeven schamen. In de muur ertegenover zat een enorm raam, waardoor de zon naar binnen scheen en de zachte vloerbedekking deed glanzen. Ik bevond me zo diep in het gebouw dat het raam en de bijbehorende zonneschijn onmogelijk echt konden zijn, maar ze waren goed genoeg om eens goed te bekijken.

Ik zette mijn tas op de stoel tegenover het bureau en liep naar het 'raam'. Met mijn handen op mijn heupen keek ik naar de opname van eenjarige renpaarden die appeltjes stonden te eten. ik fronste mijn wenkbrauwen. De technici zaten ernaast. Het was middag en de zon stond niet laag genoeg voor zulke lange zonnestralen.

Het deed me deugd hen op een fout te hebben betrapt en ik richtte mijn aandacht op het vrijstaande aquarium dat achter het bureau stond. Zeesterren, rifbaarsjes en zelfs zeepaardjes leefden vreedzaam naast elkaar, zich ogenschijnlijk onbewust van het feit dat de oceaan achthonderd kilometer oostelijker lag. Ik dacht aan Meneer Vis, tevreden rondzwemmend in zijn kleine glazen kom. Ik fronste, niet jaloers, maar me ergerend aan de grilligheid van het geluk in de wereld.

Op Trents bureau stonden de gebruikelijke accessoires, compleet met een kleine fontein van zwart rotsgesteente waarlangs het water naar beneden klaterde. De screensaver op zijn computer was een golvende lijn van drie cijfers: twintig, vijf, een. Een nogal geheimzinnige boodschap. In de hoek, op de plek waar de muren overgingen in het plafond, hing een in het oog lopende camera, met een rood lichtje dat naar mij knipoogde. Ik werd in de gaten gehouden.

Mijn gedachten keerden terug naar Jonathans gesprek met zijn mysterieuze Sa'han. Kennelijk had iemand door mijn verhaal over Francine heen geprikt. Maar als ze me wilden arresteren, zouden ze dat inmiddels wel hebben gedaan. Het leek erop dat meneer Kalamack iets van mij wilde. Mijn stilzwijgen? Ik zou er vanzelf achter komen.

Lachend zwaaide ik naar de camera en ik ging achter Trents bureau zitten. Ik stelde me de beroering voor die ik veroorzaakte toen ik erin begon te rommelen. Het eerste wat ik bekeek was de agenda, die uitnodigend opengeslagen op het bureaublad lag. Francis' afspraak was doorgestreept en iemand had een vraagteken bij zijn naam geschreven. Ik trok een gezicht en bladerde terug naar de dag waarop Trents secretaresse was opgepakt met Hellevuur. Er viel mij niets ongewoons op. Mijn oog viel op de zin: 'Huntington naar Urlich.' Smokkelde hij soms mensen het land uit? Spannend.

In de bovenste la zaten de gebruikelijke dingen: pennen, potloden, post-its, en een grijze toetssteen. Ik vroeg me af waar Trent die in vredesnaam voor nodig had. De laden aan de zijkant bevatten met kleuren gecodeerde dossiers betreffende zijn belangen buiten het landgoed. Terwijl ik wachtte tot iemand mij kwam tegenhouden, las ik ze vluchtig door en kwam erachter dat zijn pecanbossen dit jaar erg te lijden hadden gehad van late vorst, maar dat zijn aardbeien aan de kust dit verlies weer goedmaakten. Ik duwde de la weer dicht, verbaasd dat er nog niemand was binnengekomen. Misschien waren ze nieuwsgierig waar ik precies naar op zoek was. Nou, anders ik wel.

Trent was dol op snoepjes van ahornstroop en whisky van vóór de Ommekeer, als de voorraad die ik in de onderste la aantrof tenminste iets te betekenen had. Even kwam ik in de verleiding de bijna veertig jaar oude fles aan te breken en te proeven, maar ik vermoedde dat dat de snelste manier was om degenen die naar mij zaten te kijken hiernaar toe te halen.

De volgende la zat vol keurig op volgorde gelegde diskettes. Bingo! dacht ik, hem wat verder opentrekkend.

'Alzheimer,' fluisterde ik, terwijl ik mijn vinger over een handgeschreven label liet glijden. 'Taaislijmziekte, kanker, kanker...' In totaal waren er acht diskettes met het opschrift kanker. 'Depressie, diabetes...' Ik zocht verder totdat ik Huntington vond. Mijn blik ging naar de agenda en ik schoof de la dicht. Ahhhh...

Ik leunde achterover in Trents stoel en trok zijn agenda op mijn schoot. Ik begon in januari en sloeg de bladzijden langzaam om. Zo'n beetje om de vijf dagen werd er een zending verstuurd. Ik ontdekte een patroon en begon steeds sneller te ademen. Huntington werd elke maand op dezelfde dag verzonden. Ik bladerde de hele agenda door. De zendingen vonden allemaal op dezelfde dag van de maand plaats, binnen enkele dagen van elkaar. Ik haalde diep adem en keek naar de la met diskettes. Ik was hier beslist iets op het spoor. Ik schoof een van de diskettes in de computer en bewoog de muis. Verdomme. Beschermd wachtwoord.

Opeens hoorde ik de zachte klik van een slot. Terwijl ik overeind sprong drukte ik snel op het eject-knopje.

'Goedemiddag, juffrouw Morgan.'

Het was Trent Kalamack en ik probeerde niet te blozen toen ik de kleine diskette in mijn zak liet glijden. 'Pardon?' zei ik, met mijn dommegansjesglimlach op volle sterkte. Ze wisten wie ik was. Wat een verrassing.

Trent deed het onderste knoopje van zijn grijs linnen colbert dicht en sloot de deur achter zich. Op zijn pas geschoren gezicht verscheen een ontwapenende glimlach, waardoor het net leek alsof hij van mijn eigen leeftijd was.

Zijn haar had de doorschijnende witheid die sommige kinderen ook hebben en hij zag lekker bruin, alsof er niet veel voor nodig was om hem bij het zwembad te krijgen. Hij zag er veel te aantrekkelijk uit om zo rijk te zijn als werd beweerd. Het was gewoon niet eerlijk om zoveel geld te hebben en ook nog eens knap te zijn.

'Bent u liever Francine Percy?' vroeg Trent, mij over zijn stalen bril aankijkend.

Ik stopte een ontsnapte krul achter een oor en probeerde een nonchalante houding aan te nemen. 'Eigenlijk niet, nee,' moest ik toegeven. Kennelijk had ik nog wat troeven achter de hand, anders zou hij zich niet met mij bezighouden.

Trent liep schijnbaar in gedachten verzonken naar zijn bureau en dwong mij op die manier me terug te trekken naar de andere kant. Terwijl hij ging zitten hield hij zijn donkerblauwe stropdas tegen zich aan. Vervolgens keek hij op en zag tot zijn charmant gespeelde verrassing dat ik nog stond. 'Gaat u toch zitten,' zei hij, en ik ving een glimp op van zijn kleine, regelmatige tanden. Hij richtte een afstandsbediening op de camera. Het rode lichtje ging uit en hij legde de afstandsbediening weer weg.

Ik stond nog steeds. Ik vertrouwde zijn nonchalante reactie op mijn aanwezigheid voor geen cent. In mijn hoofd gingen allemaal alarmbellen af en ik kreeg kramp in mijn maag. Het tijdschrift Fortune had hem op de cover gezet als meest begeerde vrijgezel van het afgelopen jaar. Hij had er van zijn hoofd tot aan zijn knieën op gestaan, nonchalant tegen een deur geleund waarop in gouden letters de naam van zijn bedrijf stond. Zijn glimlach was een verleidelijke combinatie geweest van zelfvertrouwen en geheimzinnigheid. Sommige vrouwen vinden zo'n glimlach heel aantrekkelijk. Ik word er argwanend van. Op dit moment schonk hij mij diezelfde glimlach, met zijn hand onder zijn kin en zijn elleboog op het bureaublad.

Ik zag de korte haartjes rond zijn oren zweven en bedacht me dat zijn zorgvuldig geknipte haar wel ongelooflijk zacht moest zijn als het al zo omhoog werd geblazen door het briesje van de airco.

Toen hij zag dat ik naar zijn haar keek, verstrakten zijn lippen heel even, om onmiddellijk weer terug te keren naar die glimlach. 'Mijn excuses voor de vergissing bij de ingang en daarna met Jon,' zei hij. 'Ik verwachtte u eigenlijk pas over een week.'

Met knikkende knieën ging ik zitten. Hij had mij verwacht? 'Ik begrijp werkelijk niet wat u bedoelt,' zei ik stoutmoedig, allang blij dat mijn stem niet beefde.

De man reikte met een achteloos gebaar naar een potlood, maar toen ik mijn voeten verschoof schoten zijn ogen meteen naar de mijne. Als ik hem beter had gekend, zou ik hebben gezegd dat hij nog nerveuzer was dan ik. Zorgvuldig gumde hij het vraagteken naast Francis' naam uit en schreef mijn eigen naam erbij. Toen legde hij het potlood weer neer en streek hij met zijn hand over zijn hoofd om zijn haar glad te strijken.

'Ik ben een drukbezet man, juffrouw Morgan,' zei hij, met een prettige intonatie in zijn stem. 'Ik heb ontdekt dat het veel rendabeler is om interessante werknemers van andere bedrijven weg te lokken dan ze van het begin af aan zelf te moeten opleiden. En hoewel ik bepaald niet wil suggereren dat ik zou willen wedijveren met de I.S. acht ik hun opleidingsmethodes en de deskundigheid die zij cultiveren uitermate geschikt voor mijn eigen doeleinden. In alle eerlijkheid zou ik er de voorkeur aan hebben gegeven om, voordat ik u binnenhaalde, eerst te zien of u de vindingrijkheid bezit een I.S.-doodsbedreiging te overleven. Maar misschien is het wel voldoende dat u bijna hebt weten door te dringen tot mijn privékantoor.'

Ik sloeg mijn benen over elkaar en fronste mijn wenkbrauwen. 'Biedt u mij een baan aan, meneer Kalamack? Wilt u mij als uw nieuwe secretaresse? Om uw brieven uit te tikken? En koffie voor u te halen?'

'Lieve hemel, nee,' zei hij, zonder acht te slaan op mijn sarcasme. 'U ruikt te sterk naar magie voor een functie als secretaresse, ondanks uw moeite het te verbergen onder dat... mmm... parfum?'

Ik kreeg een kleur, maar was vastbesloten mijn ogen niet neer te slaan.

'Nee,' vervolgde Trent op zakelijke toon. 'U bent veel te interessant om secretaresse te zijn, zelfs de mijne. U hebt niet alleen ontslag genomen bij de I.S., u daagt hen uit. U bent gaan rondsnuffelen. U hebt ingebroken in hun archiefkelder om uw dossier te verscheuren. Een agent bewusteloos geslagen in zijn eigen auto?' zei hij met een zorgvuldig bestudeerd lachje. 'Dat mag ik wel. Maar wat me nog beter bevalt is uw voornemen om uzelf verder te ontwikkelen. Ik bewonder uw drang om uw horizon te verbreden en nieuwe dingen te leren. De bereidheid om mogelijkheden te onderzoeken die de meeste mensen uit de weg gaan is een karaktereigenschap die ik bij al mijn werknemers zou willen zien. Hoewel het lezen van dat boek in de bus een zeker gebrek aan... inzicht verraadt.' In zijn ogen schitterde een vonk van zwarte humor. 'Tenzij uw belangstelling voor vampiers een meer aardse reden heeft, juffrouw Morgan?'

Mijn maag kromp samen en ik vroeg me af of ik voldoende amuletten bij me had om me hier weer uit te knokken. Hoe was Trent dit allemaal te weten gekomen terwijl de I.S. niet eens bij kon houden waar ik was? Ik dwong mezelf om kalm te blijven, maar besefte heel goed dat ik diep in de elfenshit zat. Hoe had ik zo dom kunnen zijn hier zomaar naar binnen te lopen? De secretaresse van deze man was dood. Hij handelde in Hellevuur, ook al schonk hij nog zoveel geld aan goede doelen en ook al was hij de golfpartner van de man van de burgemeester. Hij was veel te slim om tevreden te zijn met het feit dat hij verantwoordelijk was voor ruim een derde van alles wat in Cincinnati werd geproduceerd. Zijn geheime belangen liepen door de hele onderwereld en ik was er vrij zeker van dat hij dat het liefst zo wilde houden.

Trent leunde aandachtig naar voren en ik wist meteen dat de tijd voor gezellig gekeuvel voorbij was. 'Mijn vraag is nu, juffrouw Morgan,' zei hij zacht, wat u van mij wilt.'

Ik zei niets. Ik voelde mijn zelfvertrouwen wegebben.

Hij gebaarde naar zijn bureau. 'Waar was u naar op zoek?'

'Een gummetje?' zei ik en hij zuchtte.

'Om te voorkomen dat we kostbare tijd en moeite verspillen, wil ik voorstellen dat we eerlijk tegen elkaar zijn.' Hij zette zijn bril af en legde hem weg. 'Voor zover wij dat nodig achten. Vertelt u mij eens waarom u uw leven hebt gewaagd om mij hier te komen opzoeken. Ik beloof u bij dezen dat de rapporten over uw activiteiten van vandaag zullen... zoekraken? Ik wil alleen maar weten waar ik aan toe ben. Wat heb ik gedaan om uw aandacht te trekken?'

'En dan laat u mij gaan?' vroeg ik en hij leunde achterover in zijn stoel en knikte. Zijn ogen hadden een kleur groen die ik nog nooit had gezien. Er zat geen blauw in. Geen spoortje.

'Iedereen wil iets, juffrouw Morgan,' zei hij. Elk woord dat hij zei werd zorgvuldig uitgesproken, maar vloeide als water over in het volgende. 'Wat wilt u?'

Zijn belofte van vrijheid liet mijn hart sneller kloppen. Ik volgde zijn blik naar mijn handen en het vuil onder mijn nagels. 'U,' zei ik, mijn vingertoppen in mijn handpalmen verbergend. 'Ik wil het bewijs dat u uw secretaresse hebt vermoord. Dat u in Hellevuur handelt.'

'O...' zei hij met een doordringende zucht. 'U wilt uw vrijheid. Dat had ik kunnen weten. U, juffrouw Morgan, steekt ingewikkelder in elkaar dat ik dacht.' Hij knikte. Bij elke beweging maakte zijn met zijde gevoerde kostuum een zacht ruisend geluid. 'Door mij aan de I.S. uit te leveren kunt u uw onafhankelijkheid krijgen. Maar u zult begrijpen waarom ik dat niet kan toestaan.' Hij rechtte zijn rug en was opeens weer een en al zakelijkheid. 'Ik verkeer in de positie u iets aan te bieden wat net zo goed is als uw vrijheid. Misschien zelfs beter. Ik kan regelen dat uw contract met de I.S. wordt afgekocht. U zou het een lening kunnen noemen. U kunt het in de loop van uw carrière bij mij weer afbetalen. Ik zorg voor een fatsoenlijke bedrijfsruimte, misschien wat personeel.'

Mijn gezicht werd eerst ijskoud en toen gloeiend heet. Hij wilde me kopen. Zonder er erg in te hebben dat ik steeds bozer werd, opende hij een dossiermap uit zijn bakje voor ingekomen stukken. Vervolgens haalde hij een bril met houten montuur uit een binnenzak en zette hem op zijn kleine neus. Ik trok een gezicht toen hij mij, dwars door mijn vermomming heen, van top tot teen bekeek. Hij maakte een zacht geluidje alvorens zijn blonde hoofd over het dossier te buigen en te beginnen met lezen. 'Houdt u van het strand?' vroeg hij luchtig en ik vroeg me af waarom hij net deed alsof hij een bril nodig had om te lezen. 'Ik bezit een macadamiaplantage die ik graag wil uitbreiden. Het is ergens in de Stille Zuidzee. U zou zelf de kleuren voor het woonhuis uit kunnen kiezen.'

'Ga jezelf toch Ommekeren, Trent,' zei ik en hij blikte ogenschijnlijk verrast over zijn brillenglazen. Het gaf hem iets charmants en ik verdrong de gedachte. 'Als ik op zoek was geweest naar een functie als jaknikker, dan was ik wel bij de I.S. gebleven. Op die eilanden wordt Hellevuur verbouwd. En zo dicht bij de zee zou ik net zo goed een mens kunnen zijn. Ik zou er nog geen liefdesamulet kunnen maken.'

'Zon,' zei hij op overredende toon terwijl hij zijn bril weer wegstopte. 'Warm zand. Je eigen tijd indelen.' Hij sloeg het dossier dicht en legde zijn hand erop. 'U zou uw nieuwe vriendin mee kunnen nemen. Ivy, is het niet? Een Tamwoodvampier. Geen slechte partij.' Er gleed een spottend glimlachje over zijn gezicht.

Ik kookte van woede. Hij dacht dat hij me kon afkopen. Het probleem was dat ik het best een verleidelijk aanbod vond, en dat maakte me kwaad op mezelf. Ik keek hem woedend aan, mijn handen stijf in mijn schoot.

'Wees nu eens eerlijk,' zei Trent, terwijl hij met hypnotiserende behendigheid een potlood tussen zijn lange vingers door liet rollen. 'U bent vindingrijk, misschien zelfs heel goed in wat u doet, maar het lukt niemand om zonder hulp van buitenaf definitief uit handen van de I.S. te blijven.'

'Ik weet een betere manier,' zei ik en het kostte me moeite om te blijven zitten. Zolang hij me niet liet gaan, kon ik toch nergens naartoe. 'Ik nagel u midden in de stad aan de schandpaal. Ik ga bewijzen dat u betrokken was bij de dood van uw secretaresse en dat u in Hellevuur handelt. Ik heb mijn baan opgezegd, meneer Kalamack, niet mijn geweten.'

Ik zag een blik van ergernis in zijn groene ogen, maar zijn gezicht bleef heel kalm toen hij met een scherpe tik het potlood terugzette in de beker. 'U kunt ervan overtuigd zijn dat ik me aan mijn woord houd. Ik houd me altijd aan mijn woord, of het nu om beloftes gaat of om dreigementen.' Zijn stem leek over de vloer te druipen en ik verzette me tegen de idiote aanvechting om mijn voeten op te tillen. 'Dat moet ook wel als je zakenman bent,' zei hij, anders is het gauw afgelopen met zakendoen.'

Ik slikte en vroeg me af wat hij in vredesnaam was. Hij bezat de gratie, de stem, de snelheid, de kracht en het zelfvertrouwen van een vampier. En hoezeer de man mij ook tegenstond, de primitieve aantrekkingskracht was er wel degelijk, niet eens zozeer gevoed door een flirterige manier van doen of seksueel getinte dubbelzinnigheden, maar eerder door zijn persoonlijke kracht. Maar hij was geen levende vampier. Hoewel op het eerste gezicht warm en vriendelijk, hield hij een grote persoonlijke ruimte om zich heen, waaraan het de meeste vampiers ontbrak. Hij hield mensen op afstand en te ver bij zich vandaan om ze met een enkele aanraking te kunnen verleiden. Nee, een vamp was hij niet, maar misschien... een menselijke afstammeling?

Mijn wenkbrauwen schoten omhoog. Trent knipperde met zijn ogen. Hij zag dat ik een idee kreeg, maar hij wist niet wat het was. 'Ja, juffrouw Morgan?' mompelde hij, en voor het eerst leek hij zich wat minder op zijn gemak te voelen.

Mijn hart bonkte. 'Uw haar zweeft weer,' zei ik, in een poging hem uit zijn tent te lokken. Zijn mond viel open en even leek hij niet te weten wat hij moest zeggen.

Ik schrok op toen de deur openging en Jonathan binnenkwam. Hij gedroeg zich stijfjes en boos, als een beschermer die aan de ketting is gelegd door degene die hij moet beschermen. In zijn handen droeg hij een glazen bol ter grootte van een hoofd. In de bol zat Jenks. Angstig stond ik op en klemde mijn tas tegen me aan.

'Jon,' zei Trent, zijn haar gladstrijkend terwijl hij opstond. 'Dankjewel. Zou je zo goed willen zijn juffrouw Morgan en haar assistent naar buiten te begeleiden?'

Jenks was zo kwaad dat zijn vleugels zwarte vlekken leken. Ik zag hem iets zeggen, maar kon hem niet verstaan. Zijn gebaren echter waren onmiskenbaar.

'Mijn diskette, juffrouw Morgan?'

Ik draaide me bliksemsnel om toen ik me realiseerde dat Trent achter zijn bureau vandaan was gekomen en vlak achter me stond. Ik had hem niet horen opstaan. 'Uw wat?' stamelde ik.

Hij stak zijn rechterhand naar me uit. Het was een gladde, eeltloze hand, maar wel een sterke. Om zijn ringvinger droeg hij een smalle gouden ring. Ik zag dat hij slechts een paar centimeter langer was dan ik. 'Mijn diskette?' drong hij aan, en ik slikte.

Gespannen stak ik twee vingers in mijn zak en overhandigde hem het schijfje. Op dat moment gebeurde er iets met hem. Het was zo subtiel als het verschil tussen twee blauwnuances en zo onopvallend als een sneeuwvlokje te midden van duizenden andere, maar het was er wel degelijk. Op dat moment wist ik dat het niet het Hellevuur was waar Trent bang voor was. Het was iets op die diskette.

Mijn gedachten schoten naar zijn keurig opgeborgen diskettes en het kostte me ongelooflijk veel moeite om naar hem te blijven kijken, in plaats van mijn verdenkingen te volgen en naar zijn bureaula te kijken. Godallemachtig. De man handelde niet alleen in Hellevuur, maar ook in biologische drugs. Hij was een verdomde biodrugsbaron. Mijn hart bonkte in mijn keel en mijn mond werd kurkdroog. Voor handelen in Hellevuur belandde je in de gevangenis. Maar voor handel in biodrugs sleepten ze je op de brandstapel en werd je gevierendeeld. En hij wilde dat ik voor hem kwam werken.

'U hebt een onverwacht talent voor regelen aan de dag gelegd, juffrouw Morgan,' zei Trent, mijn koortsachtige gedachten onderbrekend. 'Zolang u door Tamwood wordt beschermd zullen vampiermoordenaars u met rust laten. En dat u heeft geregeld dat u zich door een elfenfamilie tegen feeën laat beschermen en in een kerk bent gaan wonen om Weren op afstand te houden, vind ik gewoon magnifiek in zijn eenvoud. Laat me weten wanneer u van gedachten verandert en voor mij wilt komen werken. U zou hier veel voldoening vinden - en erkenning. Iets waaraan het werknemers bij de I.S. nogal eens ontbreekt.'

Ik keek hem strak aan en probeerde te voorkomen dat mijn stem zou trillen. Ik had helemaal niets geregeld. Dat had Ivy gedaan, en ik had geen idee wat haar beweegredenen waren. 'Met alle respect, meneer Kalamack, gaat u zichzelf toch Ommekeren.'

Jonathan verstijfde, maar Trent knikte slechts en ging weer achter zijn bureau zitten.

Ik voelde een zware hand op mijn schouder. Instinctief greep ik hem vast en bukte om degene die mij had aangeraakt over mijn schouder en op de grond te smijten. Jonathan belandde met een verbaasd gekreun op de grond. Ik zat al met een knie in zijn nek voordat ik zelf in de gaten had wat ik had gedaan. Geschrokken stond ik op en deinsde achteruit. Trent, die net de diskette in zijn la legde, keek achteloos op.

Inmiddels waren er nog drie mensen op het geluid van Jonathans zware val afgekomen. Twee van hen flankeerden mij en de derde stond voor het bureau van Trent.

'Laat haar gaan,' zei Trent. 'Het was een vergissing van Jon.' Hij zuchtte lichtelijk teleurgesteld. 'Jon,' voegde hij er vermoeid aan toe, 'ze is niet het leeghoofdje dat ze pretendeert te zijn.'

De lange man was soepel overeind gekomen. Hij trok zijn overhemd recht en streek zijn haar glad. Hij keek me aan met een blik vol haat. Niet alleen had ik hem voor het oog van zijn werkgever klop gegeven, maar hij was ook in mijn bijzijn op zijn nummer gezet. De boze man pakte met een ruw gebaar Jenks van tafel en gebaarde naar de deur.

Ik kon gaan, naar buiten, de zon in, maar ik was banger voor wat ik had afgewezen dan voor het feit dat ik ontslag had genomen bij de I.S.